Prof. Anne May is als hoogleraar klinische epidemiologie van het leven met en na kanker verbonden aan het Julius Centrum, UMC Utrecht. In dit interview vertelt ze over haar onderzoek naar optimale zorg en nazorg voor patiënten met kanker, en dan vooral leefstijlinterventies. Ze is geïnteresseerd in effecten van lichaamsbeweging bij kankerpatiënten, in de onderliggende mechanismen van het effect en ook in methodologische aspecten gerelateerd aan leefstijlonderzoek.
Het onderzoek van Anne May
“Inzichten over de waarde van bewegingsinterventies in (en na) een oncologisch behandeltraject zijn nog relatief jong”, vertelt Anne May. “Wij doen onderzoek sinds 2003, en toen stond de wetenschappelijke belangstelling echt nog in de kinderschoenen. We bouwen kennis op over de effectiviteit en veiligheid van beweegprogramma’s, per fase van de het behandeltraject van patiënten, en tumorspecifiek waar dat van belang is.”
Mays onderzoeksgroep leverde een bijdrage aan de internationale beweegrichtlijnen voor na de diagnose kanker (2019). Zij zet zich in voor de implementatie van het bewijs omtrent bewegen bij kanker door bijvoorbeeld bij te dragen aan nascholingen van zorgprofessionals en de scholing van oncologische fitnesstrainers, in en buiten de regio Utrecht.
De meerwaarde van een beweegprogramma voor mensen met kanker
“Een goed beweegprogramma kan enorm bijdragen aan gewenste uitkomsten van behandeling”, aldus Anne May. “Dat geldt voor elke fase van een behandeltraject, dus ook pre-operatief. Maar ook beweging tijdens chemotherapie en in het follow up-traject levert patiënten grote voordelen op tijdens de behandeling en bij hun herstel. Patiënten die in beweging blijven zijn fitter, rapporteren minder bijwerkingen, zoals minder vermoeidheidsproblemen, hebben minder last van angst en depressie en ervaren een betere kwaliteit van leven. Het is ook van belang dat zij zélf kunnen bijdragen aan hun behandeling en herstel, dat helpt om weer in regie te komen over je eigen leven.
“Je moet je ook realiseren dat sommige beweegprogramma’s weliswaar kosteneffectief blijken, maar dat betekent nog niet dat de partijen die nu de kosten van een behandeling dragen ook degenen zijn die goedkoper uit zijn met bewegingsinterventies.”
Tot nu toe heeft zich het onderzoek gericht op de groep patiënten met curatieve ziekte. In het PREFERABLE-project onderzoeken we op dit moment of vrouwen en mannen met uitgezaaide borstkanker minder bijwerkingen van hun therapie ondervinden en een betere kwaliteit van leven behouden als ze lichamelijk actief blijven. Dat is een project dat de grenzen van Nederland overschrijdt. Deze studie wordt financieel gesteund uit het Europese Horizon 2020-programma.
We werken samen met onderzoeksinstituten uit andere landen, zoals het Karolinska Institutet in Stockholm en DKFZ in Heidelberg. Door deze internationale samenwerking kunnen we grotere studies uitvoeren en tegelijkertijd informatie verzamelen om de resultaten Europa-breed te kunnen implementeren. In Nederland werken we in onze studies intensief samen met de ziekenhuizen in de regio Utrecht, en ook daarbuiten.”
Ook de organisatie van zorg in beweging krijgen
De internationale beweegrichtlijnen zijn nog niet in alle zorgpaden geïmplementeerd. “We leveren de onderbouwing van de werkzaamheid en veiligheid, maar ook nu belangrijke kennis voorhanden is, moet het toevoegen van beweegprogramma’s aan een behandeltraject stap voor stap worden gerealiseerd. Het moet ingepast worden in de organisatie van de zorg, en er moet expertise worden toegevoegd.
Je moet je ook realiseren dat sommige beweegprogramma’s weliswaar kosteneffectief blijken, maar dat betekent nog niet dat de partijen die nu de kosten van een behandeling dragen ook degenen zijn die goedkoper uit zijn met bewegingsinterventies. Als een patiënt minder zorg nodig heeft is het mooi, ook voor de zorgverzekeraar. Maar als de zorgverzekeraar een beweegprogramma vergoedt en de patiënt kan daardoor eerder weer uit de ziektewet en aan het werk komen, dan is de verzekeraar niet zelf de partij die ook de financiële vruchten plukt van zijn investering. Het zijn daardoor processen die veel tijd nemen om te veranderen. Wij moeten niet alleen patiënten in beweging krijgen, maar ook verschillende (zorg)organisaties in Nederland.”
Anne May stelt wel vast dat het aanbod van oncologische beweegprogramma’s in Nederland goed is in vergelijking met andere landen. “Wel zijn er verschillen. Sommige ziekenhuizen bieden beweegprogramma’s aan als onderdeel van het zorgprogramma, in andere gevallen kunnen mensen gebruik maken van oncologische fysiotherapie in de eerste lijn. Er zijn ontwikkelingen gaande die in de toekomst hopelijk nog meer mogelijkheden zullen bieden. Zo werkt het UMC Utrecht in het kader van het OncoFitness project eraan om fitnessinstructeurs op te leiden, om hun hen meer kennis te geven van oncologie. Hierdoor kunnen patiënten die bijvoorbeeld een traject bij een oncologie-fysiotherapeut hebben afgrond, blijven sporten bij een fitnesscentrum in de buurt.”