Interview met prof. Alexander Eggermont

Prof. Alexander (Lex) Eggermont is wetenschappelijk directeur van het Prinses Máxima Centrum en hoogleraar Klinische en Translationele Immunotherapie aan de faculteit Geneeskunde van de Universiteit Utrecht. Daarvoor was Eggermont 9 jaar algemeen directeur van Gustave Roussy Cancer Campus Grand Paris, het gerenommeerd oncologisch zorg- en researchinstituut in Frankrijk. Hij ontwikkelde hier onder meer Europa’s grootste fase 1-2 drug development en immunotherapy development programma. In dit interview vertelt Eggermont over de missie en ambities van het wetenschappelijk onderzoek van het PMC.

“Samenwerken, zorg en onderzoek integreren en kritische massa verwerven zijn essentiële voorwaarden om onze missie te volbrengen: de revolutionaire ontwikkelingen rond immunotherapie naar de kinderoncologie brengen, en naar de behandeling van solide tumoren.”

Als er ergens een plek is waar de noodzaak van samenwerking wordt gevoeld, is het bij ons, in het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie. Wij zijn als geïntegreerd behandel- en onderzoekscentrum ontstaan vanuit dat urgentiebesef. Zonder clustering ontbreekt het je per definitie aan voldoende kritische massa om verder te komen, want kanker bij kinderen is gelukkig zeldzaam. In Nederland wordt jaarlijks bij 600 tot 650 kinderen kanker gediagnosticeerd. De helft van die diagnoses betreft een hematologische maligniteit, de andere helft een solide tumor. Wil je iets leren van wat je tegenkomt en doet, dan moet je expertise bundelen. Dat was de wens van alle stakeholders, en met name ook van de oudervereniging. Het initiatief daartoe startte tien jaar geleden, en sinds 2018 zitten we met een geïntegreerd centrum voor zorg en research op deze bijzondere locatie.

Het complexe domein van de kinderoncologie

Wij doen alle soorten onderzoek in de keten van fundamenteel, via translationeel naar klinische studies. En we registreren en analyseren alles wat we doen, ook bij standaardbehandelingen. Zo vergroten we ons zicht op (late) neveneffecten. Door die werkwijze draagt elk kind bij aan kennisverwerving en optimalisering van behandelingen. Je mag in dit domein niet stilstaan en genoegen nemen met wat er is. Ik heb ook in Frankrijk gewerkt, en daar was de doelstelling ‘meer en beter genezen’, waarbij ‘beter genezen’ moet worden begrepen als: ‘met minder belastende bijwerkingen, en betere overall kwaliteit van leven’. In Nederland hebben we als missie geformuleerd: ‘ieder kind genezen met optimale kwaliteit van leven’.

Je dóét niet veel anders dan de collega’s in Frankrijk, maar we stellen het zo absoluut om te voorkomen dat je op enig moment tevreden zou zijn. Klinkt gek misschien, maar daar moet je voor waken. Kinderoncologie is een heel complex domein. Doordat kinderen in ontwikkeling zijn, kan kanker op een heel andere manier ingrijpen op processen dan je denkt wanneer je redeneert vanuit het perspectief van de geneeskunde voor volwassenen. En bij een kind van 5 jaar gaat het weer anders dan bij een ouder kind. Met het neerzetten van de infrastructuur voor  onderzoek hebben we een voorwaarde ingevuld om aan een omvangrijke onderzoeksagenda te werken.

Immunotherapie voor kinderen

De geneesmiddelen van morgen voor kinderen met kanker worden hier ontwikkeld. En er ligt nu focus op immunotherapie: de geneesmiddelen die zich niet direct richten op kankercellen, maar die het afweersysteem beïnvloeden dat bij kanker vaak geblokkeerd is. Je kunt het zien als een handrem die onbedoeld het goed functioneren van het afweersysteem blokkeert. En wat we dus willen is: die blokkade opheffen door het immuunsysteem van de patiënt te beïnvloeden met zogeheten checkpoint inhibitors. Dat is in de ‘volwassenen-oncologie’ echt de revolutie van het laatste decennium. Die ontwikkeling moeten we overgezet zien te krijgen naar de kinderoncologie. Geen kleinigheid, vanwege de omstandigheid die ik net noemde: zowel de tumorgroei als het de werking van het immuunsysteem voltrekt zich bij kinderen in een omgeving die sterk in ontwikkeling is, en dat maakt alles anders.

Op één punt zijn we in de kinderoncologie in het voordeel: in de klinische toepassingen van CAR-T-cellen ligt de kinderoncologie voorop. Daarmee kun je het immuunsysteem werkzaam maken, door lymfocyten te geven met ingebouwde specifieke tumorcelherkenning om kankercellen te vinden, te binden, en te doden.

Die doorbraak is gemaakt in de kinderoncologie, en dan bij hematologische aandoeningen: leukemie en lymfomen. De kennis die we verwerven van toepassing van CAR-T-cellen moet van de hematologie naar de behandeling van solide tumoren worden gebracht. In principe moet dat bij veel tumoren kunnen, maar we moeten nog uitvinden hoe. De meest voor de hand liggende solide tumorsoort om het als eerste toe te gaan passen is neuroblastoom. Je begrijpt dat er een enorm terrein ontgonnen moet worden. En dat moet je samen met partners doen, waarbij ieder zonder voorbehoud zijn kennis inbrengt.

Onze samenwerkingspartners

Onze eerste onderzoekspartner is het WKZ. Daar is omvangrijke kennis en expertise beschikbaar op het gebied van auto-immuunziekten bij kinderen. De tweede is het UMC Utrecht in bredere zin, vanwege hun positie in de ontwikkeling van de immunotherapie. We willen écht open uitwisseling van wat ieder heeft en weet, met toegang tot elkaars labs. Lang niet alle kennis die een onderzoeksinstituut heeft is in publicaties openbaar. Denk bijvoorbeeld aan onderzoek dat uitmondde in teleurstelling. Werkt iets niet, dan wordt dat vaak niet gepubliceerd, of het wordt wel gepubliceerd, maar het krijgt weinig aandacht. Maar met zo’n onderzoek is wél belangrijke kennis toegevoegd. Die moet je ook met elkaar delen, om te voorkomen dat een ander hetzelfde gaat onderzoeken en tot dezelfde bevindingen komt. Door open je info te delen kun je voorkomen dat er tijd, geld en energie negatief besteed wordt.

Samenwerken betekent dat je bijdraagt wat je hebt, dat je je niet terugtrekt, dat je elkaar geen vooruitgang ontzegt en dat je, wat er ook gebeurt, de kennisontwikkeling laat prevaleren boven elk ander belang. Je zoekt dus naar de partnerschappen met de beste complementariteit; dan kom je het snelst vooruit. Daarin speelt cultuur een rol van betekenis; daardoor zie je internationaal ook consortia ontstaan van centra die elkaar gemakkelijk vinden. In Utrecht hebben wij een heel sterk cluster. Het PMC is het grootste kinderkankercentrum in Europa. Dat helpt, want dat maakt ons ook tot een goede partner voor andere onderzoekscentra.

In Heidelberg zit een heel goed kinderoncologisch centrum, KiTZ (KinderTumorZentrum), op de campus van DKFZ (Deutsches Krebsforschungszentrum). Dat is het grootse kankeronderzoek centrum in Europa. Samen vormen zij is een de belangrijkste centra op het gebied van hersentumoronderzoek. Dat is voor ons dus een hele goede partner om samen te werken bij de ontwikkeling van immunotherapie bij solide tumoren. Wij zijn voor hén weer aantrekkelijk vanwege het relatief grote aantal operaties dat hier wordt uitgevoerd. Als je op die manier twee krachtige centra samen aan het werk krijgt, is dat natuurlijk ook een plus bij de verwerving van grants.

Wij zitten in een sterke ontwikkeling; mooi om deel te zijn van zo’n golf van kennisontwikkeling rond immunotherapie. Ik hoef mijn deur hier maar open te zetten en ik sta midden in de praktijk van de zorg voor kinderen met kanker. Dan wil je maar één ding: vooruit!